Een meisje van 17 of 18 lag op onze trauma-afdeling na een ernstig auto-ongeluk. Beide benen gebroken, haar arm en rug ook. Elke avond na het bezoek huilde ze. We raakten in gesprek. Ze zei dat iedereen bleef zeggen dat het wel goed zou komen, maar dat voelde voor haar helemaal niet zo. Haar leven stond stil, terwijl de wereld doorging.
Ik herkende dat. Toen ik 16 was, raakte ik ook betrokken bij een auto-ongeluk. We werden van achteren geraakt met 100 km/u. Er was niets gebroken, maar ik kon mijn nek niet meer draaien en mijn armen niet meer omhoog. Er bleek een scheurtje in mijn spieren te zitten. Ik kon mijn haar niet meer wassen, niet naar school. Ik zat midden in mijn examenjaar, had net mijn eerste vriendje. Alles stopte. Iedereen ging verder, maar ik stond stil.
Uiteindelijk zakte ik op 0,1 punt. Via de sprinthavo heb ik het jaar daarna alsnog mijn diploma gehaald. Dat jaar voelde als herstel. Ik kreeg weer regie over mijn leven.
Ik vertel patiënten bijna nooit iets over mezelf. Maar bij haar deed ik dat wel. Omdat ik wist hoe het voelde. Dat het niet meteen beter hóéft te zijn. Dat het niet het einde is, maar het begin van iets nieuws.
Toen ze werd ontslagen en even terugkwam met haar moeder, begon ze te huilen toen ze me zag. Gewoon omdat ze zich gehoord had gevoeld.
Ik werk nu drie jaar als verpleegkundige op de trauma-afdeling. Iedereen komt bij ons via de spoed of IC. Je ziet veel leed. Grote ongelukken. Wat blijft hangen, zijn niet de medische handelingen, hoe goed je iets hebt gedaan. Het zijn de gesprekken. Het gevoel dat je echt gezien wordt.
Mijn moeder is ook verpleegkundige. Van jongs af aan wist ik dat ik dit wilde. Door haar verhalen. Door hoe ze er voor mensen is. Dat zit ook in mij. En daar heb ik nooit aan getwijfeld.
Ilona.